Afstellen CI en revalidatie
Ongeveer een maand na de operatie, als de wonde mooi genezen is, vindt de eerste afregeling plaats van de spraakprocessor. Het afregelen wordt meestal gedaan door een audioloog en wordt ook wel "fitting", programmeren of maken van een "MAP" genoemd. De spraakprocessor wordt, via een verbinding met de computer, volledig geprogrammeerd. (zie onderstaande foto, overgenomen van www.medel.com )
Elke elektrode wordt afzonderlijk afgesteld, zodat geluiden op een comfortabel niveau worden gehoord en harde geluiden niet onaangenaam zijn. Het afregelen verloopt nu veel sneller dan een aantal jaren geleden, omdat men nu reeds op het einde van de operatie op een objectieve manier nagaat wat de optimale stimulatie en de meest geschikte elektrodes kan zijn. Dit is natuurlijk vooral interessant bij kleine kinderen, die niet zomaar kunnen vertellen welke niveaus, elektrodes of snelheden het beste geluid geven.
Dit afregelen kan bij volwassenen enkele weken in beslag nemen, maar kan bij kleine kinderen gerust enkele maanden in beslag nemen. Kleine kinderen hebben immers een korte aandachtspanning (je kan er maar enkele minuten mee werken) en kunnen geen of nauwelijks feedback (zeggen of het goed of slecht klinkt) geven. Zowel bij kinderen als bij volwassenen wordt er in kleine stappen gewerkt: de processor wordt eerst heel zachtjes ingesteld en er wordt gevraagd om thuis de volgende dagen het apparaat stap voor stap wat luider te zetten. Gemiddeld moeten we rekening houden met een zestal verplaatsingen naar het CI-centrum het eerste half jaar na de implantatie. Vervolgens zijn er meestal nog consultaties om de 6 maanden.
Bij kleine kinderen kan dit nog frequenter zijn.
Heel wat patiënten zijn in het begin echter ontgoocheld, omdat ze zo weinig horen en omdat geluiden ook heel raar kunnen klinken.
Daarom is een intensieve revalidatie (hoortraining) nodig, die soms jaren in beslag neemt; zeker bij kleine kinderen of bij personen die lang doof zijn geweest. De CI-gebruikers moeten leren de auditieve informatie die nu binnenkomt niet alleen te horen (detecteren), maar ook te onderscheiden van andere geluiden (discrimineren), te herkennen (identificeren) en er betekenis aan te geven (te interpreteren).
Doofgeworden volwassenen hebben meestal minder revalidatie nodig, maar toch zouden zij ook naar een logopediste moeten gaan (die natuurlijk kennis en ervaring heeft met deze problematiek) om zo snel mogelijk het maximale uit hun cochleaire implantaat te leren halen.
Eigenlijk kunnen we beter spreken over "hooropvoeding" in plaats van over "auditieve training of hoortraining", want we moeten het "nieuwe" horen leren integreren en gebruiken in het dagelijks leven. (en dus niet alleen oefenen in het lokaal van de logopediste) Hiervoor is het van groot belang dat niet alleen de geïmplanteerde, maar ook zijn omgeving meewerkt. Zij kunnen de geïmplanteerde op een eenvoudige wijze bewust maken van de geluiden om hem heen.
Tijdens de revalidatie moeten wij er steeds voor zorgen dat het dragen van een CI als prettig wordt ervaren. Bepaalde (harde) geluiden mogen ook geen pijn doen, want dan heeft men de neiging om het apparaat uit te laten. Als dit zich toch zou voordoen, moeten we dit melden aan de therapeute en de audioloog.
Ook is het van groot belang dat er een goede samenwerking is tussen de CI-gebruiker, zijn omgeving, de therapeute(n) en de audioloog die de fitting doet.
Naarmate de CI-gebruiker beter gaat horen, kan de audioloog het programma in de spraakprocessor nog verder aanpassen.
In dit revalidatieproces is het van zeer groot belang dat de therapeute (logopediste), die de patiënt hierin begeleidt, zeer goede kennis en inzicht heeft in de mogelijkheden van een cochleaire implantaat.