Meningitis
en CI
In Februari 2006 verscheen in het Amerikaanse tijdschrift 'Pediatrics, Vol. 117 No. 2, 2006, pp. 284-289' een artikel dat blijvend aandacht vraagt voor 'meningitis bij personen met een cochleair implantaat'. Het is een publicatie van: Krista R. Biernath, MDa, Jennita Reefhuis, PhDa, Cynthia G. Whitney, MDb, Eric A. Mann, MD, PhDc, Pamela Costa, MAa, John Eichwald, MAa and Coleen Boyle, PhDa met als titel: "Bacterial Meningitis Among Children With Cochlear Implants Beyond 24 Months After Implantation".
In deze studie werden 4265 Amerikaanse CI-kinderen jonger dan 6 jaar opgevolgd, tot 4 jaar na hun inplant.Allen werden geïmplanteerd tussen januari 1997 en september 2002. De eerste 2 jaar na de inplant kregen 26 kinderen meningitis. In het derde en vierde jaar na implantatie nog eens 6 kinderen. Dit percentage ligt 30 maal hoger dan bij horende kinderen. Maar na onderzoek blijkt dat praktische alle kinderen met meningits geïmplanteerd werden met het Amerikaanse Clarion systeem, dat in die periode gebruikt werd. Samen met de electroden werd bij alle patiënten een positioner aangebracht, die de electrodenbundel dicht bij de modiolus (=binnenwand van het slakkenhuis) moest brengen. Na 15 september 2002 werd dit systeem uit de handel genomen.
Toch raden de onderzoekers aan om iedereen die geïmplanteerd wordt vooraf te vaccineren tegen meningitis en er ook nadien altijd aandachtig voor te zijn. (zie verder op deze pagina) *In het voorjaar van 2002 verschenen de eerste rapporten over een mogelijk verband tussen bacteriële meningitis en cochleaire implantatie. In juli 2002 publiceerde het Amerikaanse "Food and Drug Administration" (FDA) dat kinderen met een cochleaire implantatie een grotere kans ("CI-recipients may be at greater risk for meningitis") kunnen hebben op hersenvliesontsteking.(zie http://www.fda.gov/cdrh/safety/cochlear.html ). Er werd een onderzoek ingesteld en wereldwijd werden alle CI-patiënten die een meningitis hadden opgedaan, geregistreerd. In mei 2003 werden de laatste nieuwe gegevens aan het rapport toegevoegd:
Bij de meer dan 60000 implantaties die wereldwijd werden uitgevoerd, werden 118 gevallen van meningitis geregistreerd: 55 hiervan in de Verenigde staten en 63 verspreid over de andere landen. Een grote meerderheid van hen droeg een groter risico op meningitis omwille van: eerdere meningitis, misvorming van het slakkenhuis of schedelfracture. De overige patiënten waren vooral kinderen, jonger dan zes jaar. Hierbij werd vastgesteld dat de meesten geïmplanteerd waren met een systeem dat naast de electrode een "positioner" inbrengt in het slakkenhuis, met de bedoeling de elektrode mooi tegen de binnenkant van het slakkenhuis (dicht bij de gehoorzenuw) aan te brengen. Advanced Bionics Corporation, de firma die de positioner gebruikt, nam het systeem met positioner in juli 2002 onmiddellijk uit de handel. Het systeem mag van de FDA wel verder gebruikt worden, maar zonder positioner.
33 patiënten waren jonger dan zeven jaar en 32 kregen de meningitis binnen het jaar na de implantatie.Tevens bleek dat personen die doof waren ten gevolgen van meningitis, meer kans maakten op een nieuwe infectie. Ook de personen met een misvorming van het slakkenhuis lopen blijkbaar een iets groter risico.
Omwille van dit mogelijk risico werd dan ook aanbevolen om preventief alle CI-patiënten te vaccineren tegen meningitis. De vaccinatieschema's kunnen van land tot land lichtjes verschillen en we moeten er tevens rekening mee houden dat een vaccinatie geen bescherming biedt tegen alle vormen van meningitis.
Ook in Nederland en België werd dit mogelijk probleem besproken en de Hoge GezondheidsRaad (H.G.R.) publiceerde op 5 december 2002 een advies betreffende "de vaccinatie van cochleaire implantaten dragers of patiënten die kandidaat zijn voor de implantatie": "Overwegende dat de Food and Drug Administration van de Verenigde Staten onlangs rapport heeft uitgebracht over een surveillance van bacteriële meningitis bij dragers van cochleaire implantaten;
Dat deze surveillance erop wijst dat :
-het risico van bacteriële meningitis verhoogd is voornamelijk bij dragers van cochleaire implantaten of bij patiënten die kandidaat zijn voor de implantatie, omwille van predisponerende factoren verbonden aan pathologieën of misvormingen, die aan de oorsprong liggen van hun handicap.
-het risico in het bijzonder verhoogd is tijdens de peri-operatieve periode van de implantatie.
na de peri-operatieve periode, de incidentie van bacteriële meningitis terugvalt op het peil van de algemene bevolking.
-pneumokok de meest frequent betrokken kiem is.
Alhoewel er geen gegevens beschikbaar zijn over de doeltreffendheid van vaccinatie tegen invasieve infecties die specifiek zijn voor deze patiëntengroep, beveelt de H.G.R. aan dat het hele vaccinatieschema nauwgezet gevolgd wordt bij deze patiënten, dat een zo volledig mogelijke vaccinatiegraad tegen de kiemen verantwoordelijk voor invasieve bacteriële infecties bij deze patiënten behaald wordt en dit, in de mate van het mogelijke, vóór de plaatsing van het implantaat.
Voor kinderen jonger dan 5 jaar :
Geconjugeerde vaccins tegen Haemophilus influenzae type b, meningokok van groep C en pneumokok (7 serotypes) maken het mogelijk vanaf de leeftijd van 2 maanden tegen deze invasieve bacteriën te vaccineren. De eerste twee vaccinaties zijn opgenomen in het basisvaccinatieschema van het kind (cf. basisvaccinatieschema van het kind 2002-2003).
Het geconjugeerde vaccin tegen pneumokok is geregistreerd maar nog niet beschikbaar in België, terwijl dit wel het geval is in sommige buurlanden. (o.a. Nederland) De H.G.R. heeft de Overheden bevoegd voor gezondheid aangesproken om de voorwaarden te bepalen waaronder de risicogroepen voor pneumokokkeninfectie, waarvan kinderen met cochleaire implantaten deel uitmaken, toegang krijgen tot dit vaccin.
Als het geconjugeerde vaccin beschikbaar is, kan het volgende schema worden voorgesteld:
Tabel 1 : Aanbevelingen inzake vaccinatie met het geconjugeerde vaccin tegen Pneumokokken (Pnc) vóór de leeftijd van 24 maanden
Er bestaat in België een niet-geconjugeerd polysaccharide vaccin tegen 23 serotypes van de pneumokok (PS23), dat vanaf de leeftijd van 24 maanden kan toegediend worden. Het gebruik van dit vaccin, hoewel minder immunogeen dan het geconjugeerde vaccin, laat toe het aantal serotypes waartegen een bescherming door vaccinatie mogelijk is uit te breiden.
Rekening houdend met het feit dat een aantal kinderen tussen 2 en 5 jaar reeds gevaccineerd werd door middel van één van beide vaccins, kunnen de volgende aanbevelingen inzake vaccinatie worden geformuleerd.
Tabel 2 : Bijzondere aanbevelingen inzake vaccinatie tegen pneumokok met het geconjugeerde vaccin (Pnc) of het polysaccharide vaccin (PS23) voor kinderen die een hoog risico van pneumokokkeninfectie vertonen (onder andere dragers van cochleaire implantaten of kandidaten voor dergelijke implantatie).
Voor de patiënten ouder dan 5 jaar :
Het geconjugeerde vaccin tegen Haemophilus influenzae type b is niet meer aangewezen, vermits de invasieve infecties, veroorzaakt door deze kiem, vanaf die leeftijd uitzonderlijk zijn. De vaccinatie tegen pneumokok zal met het polysaccharide vaccin met 23 valenties worden uitgevoerd. Het zal bij hoog risicopatiënten om de 5 jaar worden herhaald.
De vaccinatie met het meningokok C vaccin is daarentegen wel aangewezen want dit serotype circuleert in België en de bescherming, verleend door het geconjugeerde vaccin, is zeer goed en van lange duur. Het polysaccharide meningokokkenvaccin moet daarentegen niet systematisch toegepast worden bij deze patiënten aangezien de bescherming tegen de types A, W135 en Y in ons land niet nodig is en de beschermingsduur maximum 3 jaar bedraagt."